In de Israëlische regering is een felle discussie ontstaan over de vraag, of Joodse kolonisten in Judea en Samaria onder Palestijns bestuur kunnen leven.
Dit idee was enkele dagen geleden vanuit de omgeving van premier Benjamin Netanyahu bekend geworden. Die werd daarop scherp bekritiseerd door zijn nationaal-religieuze minister van Handel en Economie Naftali Bennett (links op de foto) – zo scherp, dat Bennett nu òf zijn excuses moet aanbieden òf de regering verlaten.
In een opzienbarende toespraak had Bennett verklaard, dat Joden nooit onder Palestijnse soevereiniteit kunnen leven, omdat ze dan zouden worden gedood. Daar zijn historische voorbeelden van. Bennett herinnerde aan het bloedbad in Hebron, waar 67 Joden door hun Arabische buren werden afgeslacht in 1929. Hij wees ook op een incident in 2000, toen twee reservisten van het Israëlische leger op een kruispunt verkeerd afsloegen, in Ramallah belandden en daar werden gelyncht.
De minister van Handel benadrukte ‘noch onze voorouders noch onze nakomelingen zullen een leider van de Israëlische Staat vergeven, die ons land weggeeft en onze hoofdstad deelt’. De premier heeft ‘zijn morele kompas verloren’.
Hiermee heeft Bennett waarschijnlijk in de visie van premier Netanyahu een ‘rode lijn’ overschreden. Die liet uitlekken dat hij de uitspraken van zijn minister onbeschoft vond. Hij heeft geen lesje nodig, wat de liefde tot Israël en de veiligheid van de Staat betreft.
Netanyahu heeft beslist alternatieven voor Bennetts kolonistenpartij Het Joodse Huis, wanneer deze uit de coalitieregering zou stappen, en hij zou ook zonder de vertegenwoordiger van de nationaal-religieuzen voor de belangen van de kolonisten kunnen zorgen.
Intussen heeft de Palestijnse president Machmoud Abbas verklaard, dat drie jaar een redelijke termijn is voor de terugtrekking van Israël uit Judea en Samaria, de zogenaamde Westbank, en uit het oostelijk deel van Jeruzalem.
De door Abbas geëiste terugtrekking van Israël tot de grenzen van 1967 wordt door de meerderheid van de Joodse bevolking in het Heilige Land afgewezen.
Tommy Müller.