De grote internationale media en luidruchtige tegenstanders van Israël schetsen altijd hetzelfde beeld: Israël is voor de Arabieren een racistische en onderdrukkende plek om te wonen. Dit, zo luidt de redenering, is vooral het geval nu het kabinet het controversiële wetsontwerp ‘Joodse Staat’ deze week heeft goedgekeurd.
De voormalige Israëlische president Shimon Peres viert samen met lokale Arabische leiders in de presidentiële residentie in Jeruzalem een islamitisch feest, de Iftar-maaltijd.
Maar, als Israël voor niet-Joden zo’n slechte plaats is om te wonen, waarom stemt dan een overweldigende meerderheid van de Arabische inwoners ervoor, liever onder het bestuur van de Israëlische regering te leven dan onder de Palestijnse Autoriteit?
Want dat was een van de uitkomsten van een onderzoek, dat in opdracht van het Israëlische Channel 10 Newsvorige week werd uitgevoerd door het Statnet onderzoeksinstituut, dat wordt geleid door de Israëlisch-Arabische statisticus Yousef Makladeh.
Deze vroeg collega Arabieren eenvoudig en duidelijk: ‘Onder welke bestuur leeft u het liefst, van Israël of van de Palestijnse Autoriteit?’ Een meerderheid van 77 procent van de respondenten koos voor Israël.
Dit ondanks dat de meeste respondenten aangaven dat zij als minderheid in mindere of meerdere mate racisme ervaren. Slechts 9 procent gaf aan, dat zij volledig gelijk worden behandeld als Israëlische burgers.
Een meerderheid van 81 procent zei dat ze geloven dat Israël probeert om de status quo te veranderen op de Tempelberg, waar het voor Joden momenteel verboden is om te bidden. Toch zei 84 procent dat ze zich verzetten tegen het geweld van tegenstanders, afkomstig uit de Arabische sector.
Uit een eerdere Peace Index enquête bleek, dat de grootste groep Israëlische Arabieren (46,5 procent) uiteindelijk steunen dat het Joden wordt toegestaan te bidden op de Tempelberg, dat is de heiligste plaats van het Jodendom. Slechts 34 procent blijft zich verzetten tegen een dergelijke verandering, en 19,5 procent weigerde zijn mening te geven over het onderwerp.
Ryan Jones.