Islamitische ophitsers, meest jonge mannen en jongeren, verschansten zich in de Al Aqsa moskee en gooiden van daaruit stenen en vuurwerk naar Joodse bezoekers. De Israëlische politie probeerde het geweld te onderdrukken met traangas en arresteerde een aantal daders, maar besloot uiteindelijk dat het beter was de moslims hun zin te geven en de Joden weg te sturen.
Blijkbaar waren de moslims er niet tevreden mee, dat ze de Joden van de Tempelberg hadden verdreven, en ze begonnen ook stenen omlaag te gooien naar de biddende mensen bij de Westelijke Muur, waardoor een 73-jarige Joodse vrouw gewond raakte.
Yehuda Glick, recent voor Likoed in de Knesset gekomen, sinds lange tijd leider van de beweging die herstel van de Joodse eredienst op het Tempelplein nastreeft, bekritiseerde dat Israël geen vastberaden standpunt inneemt. ‘We kunnen geen situatie toelaten waarin tientallen toeristen en Joden die de Tempelberg willen bezoeken – vanwaar de oproep “Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen” wordt geacht uit te gaan – herhaaldelijk worden gegijzeld door een gewelddadige bende, die wordt opgehitst door radicale islamitische geestelijken’, aldus een verklaring van Glick’s kantoor.
De Jeruzalemse burgemeester Nir Barkat had ook kritiek op het verbod van de politie voor Joodse bezoekers, en benadrukte dat ‘we geen beslissingen moeten nemen onder druk van gewelddadige onlusten. Alleen een consistente en vastbesloten handelwijze ter bescherming van de status-quo zal op de lange termijn zorgen voor vermindering van gewelddadige incidenten en rust brengen in Jeruzalem.’
In een interview met Arutz Sheva radio, sprak rabbijn Yisrael Ariel, hoofd van het Tempelinstituut, de voor de hand liggende woorden: ‘Het is niet logisch dat ze [de Arabieren] rellen, en ze [de regering] de Tempelberg afsluiten voor Joden. Het zijn de relschoppers die moeten worden gestraft, en niet hun slachtoffers.’
