Achter het negatieve imago schuilt een innovatief land, dat soms verbazingwekkend slimme oplossingen heeft voor problemen waarmee veel westerse landen worstelen. Voorbeeldland Israël in zeven punten.
Natuurlijk, de meeste Nederlanders beseffen heus wel dat Israël wat betreft technologische ontwikkeling, democratie, welvaart en burgervrijheden ver uitsteekt boven de buurlanden in het Midden-Oosten. Maar nieuws over Israël wordt nu eenmaal gedomineerd door conflicten: met de Arabische buren, met de Palestijnen, met de eigen Arabische bevolking en met westerse critici.
Het negatieve imago dat zo is ontstaan, laat weinig ruimte voor de opvatting dat de Israëlische maatschappij in veel opzichten slim is georganiseerd. Zo slim, dat Nederland hiervan veel kan opsteken.
Terwijl Nederland kibbelt over de gevolgen van massa-immigratie, is het binnenhalen van immigranten in Israël juist een fundament onder de dynamische samenleving. En integratie is er een geoliede machine.
Dienstplicht, uitstekend onderwijs, ingebakken nieuwsgierigheid en overlevingsdrang leggen de basis voor de zeer innovatieve economie. Snel een coalitieregering vormen? Het kan in Israël, dankzij intelligente spelregels. En zo is er nog veel meer, zoals duidelijk wordt uit de voorbeelden op deze pagina’s.
1. Kabinet formeren kan wél snel
Versplintering is in Israël geen probleem
Door Eric Vrijsen
De Knesset telt 120 zetels en 14 fracties; de Tweede Kamer heeft 150 zetels en 13 fracties. In Israël is het vormen van een kabinet daarom net zo’n tour de force als in Nederland, zij het met een groot verschil: er geldt een duidelijke tijdslimiet. Die is ingevoerd in juli 1962, na de voor Israëlische begrippen eindeloze kabinetsformaties van 1955 (100 dagen) en 1961 (79 dagen).
In Israël is het presidentschap ceremonieel, maar voor de vorming van een regering is de president cruciaal. Hij laat de verkiezingsuitslag op zich inwerken en roept intussen alle politieke leiders bij zich. Na een weekje wijst hij een lid van het parlement aan als beoogd premier. Doorgaans is dat de leider van de grootste partij. De beoogd premier onderhandelt met de leiders van de potentiële regeringsfracties over een beleidsprogramma en een ministersploeg. Hiervoor geldt een tijdslimiet van 28 dagen. Is het dan nog niet gepiept, dan kan de president hem 14 dagen respijt geven en daarna nog een keer 7 dagen. In totaal dus 49 dagen.
Slaagt de kandidaat-premier niet binnen die termijn, dan treedt plan B in werking. De president benoemt een andere politieke leider tot beoogd premier. Hij krijgt echter slechts één keer 21 dagen om de klus te klaren. Slaagt hij daar niet in, dan is plan C aan de orde. De president beraadslaagt met de politieke leiders over welke meerderheidscoalitie er moet komen. Vervolgens schuift de president een derde kandidaat-premier naar voren. Die weet zich dus vooraf al verzekerd van een parlementaire meerderheid en moet het binnen 21 dagen fiksen.
Soms is het op de valreep, maar de afgelopen vier decennia slaagden alle eerste kandidaat-premiers binnen de termijn van 49 dagen. Inclusief de dagen die nodig waren voor de consultaties door het staatshoofd en inclusief de tijd tussen het einde van de formatie en de organisatorische voorbereiding van het Knessetdebat – in Israël moet een nieuw kabinet, anders dan in Nederland, het expliciete vertrouwen van het parlement krijgen – kan een nieuwe bewindsliedenploeg dan na uiterlijk 58 dagen aan de slag.
De tijdslimiet van 7 weken zet vaart achter de Israëlische kabinetsformatie. Nederlandse staatsrechtgeleerden doen er soms een beetje lacherig over: ‘Een tijdslimiet? Wat voor sanctie staat daarop? Je kunt politieke leiders toch niet voor straf hun Kamerzetel ontnemen!’ Nee, dat kan inderdaad niet. Maar een beoogd premier weet in Israël dat hij slechts één kans krijgt om zich binnen 49 dagen te bewijzen als leider van een veelkleurige coalitie.
In de snelkookpan proberen kleine fracties natuurlijk de grote partijen te gijzelen. Zij leggen harde eisen op tafel en als de leider van de grootste partij niet instemt, blijven ze traineren. Maar omgekeerd bluft en pokert de beoogd premier natuurlijk ook: ‘Okay, dan niet met mij. Wacht maar tot plan B in werking treedt, dan komt er een regeringsleider die jullie compleet negeert.’
2 Ruimte voor alle religies
Joodse staat opvallend tolerant voor moslims
Door Arendo Joustra

Voor een Joodse staat gaat Israël tamelijk ontspannen om met andersgelovigen. Niet alleen met christenen, maar vooral ook met moslims. Die houding geldt niet alleen voor de overheid, maar ook voor de samenleving als geheel.
Terwijl in Nederland vorig jaar afwijzend werd gereageerd op de boerkini, een zwempak voor vrouwen dat het hele lichaam bedekt, zag je op het strand van Tel Avi moslima’s met lange gewaden aan in zee baden. In bikini gestoken landgenotes die op het strand lagen te zonnen, keken niet op of om. Ook Israëlische homo’s, die een eigen deel van het strand bezetten, namen er geen aanstoot aan. Leven en laten leven, lijkt het devies op de stranden van Israël.
Of de inwoners van het land ook zo rustig reageren als binnenkort de eerste politieagent met hoofddoekje de straat op gaat, is nog onbekend. Maar de overheid zelf heeft er geen problemen mee, want de eerste moslima’s met hoofddoek zijn al in opleiding. Israël streeft ernaar zijn politie te versterken met meer Arabische moslims. Zij zijn namelijk ondervertegenwoordigd bij de politie, maar oververtegenwoordigd bij verdachten en slachtoffers.
Politie als afspiegeling van de maatschappij
Slechts anderhalf procent van de dertigduizend agenten die werken bij de nationale politie, zou een Arabische moslim zijn, meldde de correspondent van The New York Times vorig jaar. In drie jaar moeten 1.350 Arabische moslims de politie komen versterken.
Toen onlangs de Amsterdamse politiechef Pieter-Jaap Aalbersberg zei dat er moet worden nagedacht over agenten met een hoofddoekje, stak er een storm van protest op. Met als belangrijkste argument dat de politie ‘neutraal’ moet zijn. Aalbersberg verwees naar Angelsaksische landen waar hoofddoekje bij de politie al zijn toegestaan en niet naar Israël.
Maar net als de Joodse staat wil hij dat zijn politie meer een afspiegeling is van de maatschappij. Slechts 18 procent van de Amsterdamse dienders heeft een niet-Nederlandse achtergrond. Als het niet lukt voldoende agenten met een migratieachtergrond te werven, dan wil hij moslima’s die een hoofddoekje dragen, niet uitsluiten, zei hij in het AD.
Sharia-rechtspraak
Wat je in een Joodse staat ook niet zou verwachten, zijn sharia-rechtbanken. In het debat in Nederland wordt sharia-rechtspraak, waarin geschillen over geloofskwesties, scheidingen of passend gedrag worden beslecht, scherp afgewezen en in strijd geacht met de mensenrechten.
In Israël daarentegen vallen sharia-rechtbanken onder het ministerie van Justitie. Eerder dit jaar benoemde de ultra-rechtse minister van Jusitie Ayelet Shaked zelfs de eerste vrouw als rechter bij zo’n moslimrechtbank. Bij Joodse religieuze rechtbanken zijn vrouwen nog niet toegestaan.
Dat Israël zo tolerant staat tegenover moslims, heeft mogelijk te maken met het karakter van Israël als Joodse staat. Ook de uiteenlopende Joodse denominaties kunnen hun versie van het geloof vrijelijk beleven en bijvoorbeeld de dienstplicht of belastingbetaling weigeren. Wat je het ene geloof gunt, kun je het andere niet onthouden, zo lijkt de gedachte.
3. Walhalla voor toegepaste wetenschap
Leergierigheid zit in volksaard ingebakken.
Door Simon Rozendaal
Silicon Valley in Israël: Matam High-Tech Park in Haifa
Israël wordt vaak in één adem genoemd met Silicon Valley – de streek ten zuiden van San Francisco. Bijna alle geavanceerde hightechbedrijven ter wereld hebben een laboratorium in Israël.
Er is door historici en economen een aantal verklaringen aangevoerd voor het feit dat door dit kleine land met zijn acht miljoen inwoners op zo’n hoog niveau wetenschap wordt beoefend. Eén daarvan is immigratie.
Neem de komst van 800.000 Russische Joden tussen 1990 en 2000. Terwijl Joden in de Sovjet-Unie, die juist in die jaren uiteenviel, slechts 2 procent van de bevolking uitmaakten, tekenden ze voor 30 procent van de dokters, wetenschappers, ingenieurs en technici. Al hun kennis en kunde namen zij in de jaren negentig dus mee naar Israël.
Onderzoek en ontwikkeling
Een andere vaak geopperde verklaring is de militaire dienstplicht van drie jaar waar iedere jongeman of -vrouw (op streng-orthodoxen na) een netwerk genereert, dat helpt bij het beginnen van eigen bedrijven.
Zoals Dan Senor en Saul Singer aangeven in hun boek Start-Up Nation is er in de wereld geen leger met zo weinig officieren. Van een soldaat wordt zelf nadenken en initiatief gevraagd.
Zo’n 45 procent van de inwoners van Israël – en daarbij worden Arabieren en orthodoxe Joden meegerekend – heeft een universitaire opleiding. Geen land komt daarbij in de buurt. Dat leidt tot nog een indrukwekkend cijfer: Israël produceert 109 wetenschappelijke artikelen per 10.000 inwoners. Geen land benadert dat. Per hoofd van de bevolking telt Israël meer ingenieurs en onderzoekers dan andere landen.
Israël spendeert ook meer geld aan onderzoek en ontwikkeling dan welk ander land. Volgens cijfers van de OESO gaf Israël er in 2015 4,25 procent van zijn bruto nationaal product aan uit. Ter vergelijking: dat is ruim tweemaal zo veel als Nederland, dat op 2 procent zit. Alleen Zuid-Korea geeft tegenwoordig evenveel uit, maar dat land zit pas sinds 2012 boven de 4 procent. Israël al sinds 2000.
Sterk, slim en eigenwijs
Die vergelijking met Zuid-Korea, China en Japan is sowieso interessant. Voor Oost-Aziaten is leren minstens even belangrijk en ook scoren zij in IQ-tests even hoog, zo niet hoger dan Israëliërs. Toch is er een verschil, zei Nobelprijswinnaar scheikunde Dany Shechtman, hoogleraar aan het Technion in Haifa, in 2014 tegen Elsevier. ‘Als ik China lesgeef, zit de hele zaal ademloos naar me te luisteren. Maar als ik in Haifa college geef, is niemand stil en steekt al na een paar minuten
iemand zijn vinger op: “Dat zegt u nu nou wel, professor, maar ik geloof er helemaal niets van.”’
Joden maken met 16 miljoen (wereldwijd) niet eens een half procent van de wereldbevolking uit, maar tekenen toch voor een kwart van alle uitgereikte Nobelprijzen. Misschien heeft dit niet zozeer te maken met het land, als wel met de inwoners of voormalige inwoners.
Er is geen volk dat zo is vervolgd, al duizenden jaren, in het Midden-Oosten en Europa. Nog steeds wordt Israël (de helft kleiner dan Nederland) omringd door buren die het liefst alle Joden de zee in drijven. Om dan te overleven, moet je een grote bek (chutzpah) hebben, sterk, slim en eigenwijs zijn.
4. Immigranten tellen al meteen mee
Nieuwkomers wacht een warm onthaal.
Door Jan Franke in Tel Aviv
Iedereen met ten minste één Joodse grootouder heeft volgens de Israëlische wet het recht om naar het land te emigreren. In het Hebreeuws heet dit aliya, letterlijk: opstijgen.
De immigranten kwamen in golven uit de hele wereld. De eersten waren zionistische pioniers uit Rusland en Oost-Europa aan het einde van de negentiende eeuw. Direct na de Tweede Wereldoorlog trokken honderdduizenden Joodse overlevenden van de Holocaust naar Palestina. Zij lieten miljoenen doden in Europa achter en namen vreselijke trauma’s mee.
Drie jaar later, na de oprichting van de staat Israël in 1948, volgden ruim 800.000 Joden uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De bevolking groeide in enkele jaren met tientallen procenten. Al deze nieuwe immigranten deelden weliswaar een Joodse achtergrond, maar daar hielden de overeenkomsten vaak wel op.
Het jonge land was een wirwar van totaal verschillende culturen. In de tentenkampen voor nieuwe immigranten werden Jiddisch, Duits, Engels, Frans en een scala aan Arabische dialecten gesproken. De uitdaging om een gedeelde Israëlische identiteit te smeden, was dus gigantisch.
De vroege pioniers hadden daarom een vernuftig integratiemodel opgezet. De taal van het nieuwe land was het weer tot leven gewekte Hebreeuws, dat zeer effectief werd onderwezen in speciale taalscholen, de ulpaniem. Nieuwe immigranten werden na aankomst naar een kibboets gestuurd voor intensieve taalles en om het land te bewerken in nauwe samenwerking met sabra’s, geboren Israëliërs. Het ministerie van Absorptie en diverse internationale Joodse organisaties voorzien in deze periode in huisvesting en een zakcentje voor het levensonderhoud.
Integratie via jarenlange dienstplicht
Zo gaat het nog altijd. Een Joodse immigrant in Israël is in principe direct gerechtigd om te werken en krijgt veel begeleiding bij het vinden van een baan. Er zijn belastingkortingen, subsidies voor huisvesting en goedkope leningen voor immigranten die een eigen onderneming willen beginnen. Jaren langs de zijlijn blijven staan, wordt in de harde, kapitalistische Israëlische maatschappij niet geaccepteerd.
Maar de echte integratie begint voor elke golf immigranten steeds weer met de jarenlange dienstplicht in het Israëlische leger (IDF), die voor zowel mannen als vrouwen geldt. Afkomst, rangen en standen uit de burgermaatschappij doen er daar nauwelijks toe. Dienstplichtige soldaten krijgen weinig loon, maar het leger stopt geld in een persoonlijke spaarpot dat na het afzwaaien kan worden gebruikt voor het betalen van hoger onderwijs of als startkapitaal voor een eigen bedrijf. Op deze manier beginnen veel kinderen van immigranten aan hun weg omhoog in de maatschappij.
Nog altijd is de meerderheid van de Joodse Israëliërs een nakomeling van iemand die niet in het land werd geboren. De uitdaging om al die nieuwelingen te integreren, is onverminderd groot en er gaat veel mis, maar rond immigratie van geloofsgenoten hangt in Israël een positief sentiment. Aan het einde van elk jaar koppen de kranten traditioneel juichend dat er weer meer Joodse immigranten zijn aangekomen.
5. Meesters in inlichtingenwerk
Spionnen gewiekster en beter ingevoerd.
Door Eric Vrijsen

Inlichtingenwerk is ingangen zoeken en dat kunnen de Israëlische inlichtingen- en veiligheidsdiensten Mossad (buitenlandse inlichtingen), Shin Bet (binnenlandse veiligheid) en Aman (militaire inlichtingen) als de beste.
Het huzarenstukje van Israëlisch spionnenwerk is nog altijd het achterhalen van de speech van Sovjetleider Nikita Chroetsjov op het twintigste congres van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie in 1956. De nieuwe communistische leider rekende keihard af met zijn voorganger, de in 1953 overleden Jozef Stalin, die hij betichtte van ‘misdaden tegen de partij’ (lees: moord op miljoenen loyale volgelingen). Moskou wilde een stille koerscorrectie en probeerde de speech van Chroetsjov geheim te houden. Maar de Sovjets hadden niet op de kunde van de Israëlische geheime dienst gerekend.
De getrouwen van enkele Oost-Europese bondgenoten van de Sovjet-Unie kregen een bewerkte kopie van Chroetsjovs speech, die in een drukkerij te Warschau werd vermenigvuldigd. De Mossad had daar een verklikker en deelde vervolgens de inlichtingenschat met de Amerikaanse CIA, die het nieuws toespeelde aan The New York Times. Het schokeffect in de communistische landen was enorm.
Sindsdien onderhouden Israëlische en Amerikaanse spionagediensten een innige relatie. Ook de Nederlandse diensten haken – ondanks de politieke gevoeligheid – graag aan bij de Israëlische collega’s, want die zijn beter ingevoerd en gewiekster. Ze durven en mogen ook meer. Na de aanslagen van 9/11 is dat nog sterker geworden: Israëliërs hebben in de Arabische wereld de
betere ingangen.
Lees ook: Het onzichtbare Israëlische cyberleger
Vasthoudend en intelligent
Moeilijk te zeggen welke Israëlische tactieken worden overgenomen, want geheime diensten zwijgen over hun modus operandi. Een slimme truc werkt ook slechts één keer, want daarna trappen terroristen er niet meer in.
De Mossad en Shin Bet blijken soms ook beter op de hoogte van duistere zaken in Nederland dan de Haagse diensten. De Mossad tipte ze bijvoorbeeld in juli 1982 dat een bedrijf in Baarn honderden kilo’s uranium via Dubai aan Pakistan leverde. De deal werd bekokstoofd door een Alkmaarse ingenieur, vriend van de eerder in Nederland verblijvende Pakistaanse atoomspion Abdul Qadir Khan, die bij Urenco in Almelo stilletjes genoeg kennis had opgedaan om Islamabad een atoombom te bezorgen. Hoe wisten de Israëliërs dat? Tja, raadselachtig. Het moet een combinatie van klassiek inlichtingenwerk en het geavanceerd aftappen van telecommunicatie zijn geweest. Want dat doen ze slim.
Vergelijk het met de persoonscontrole op de luchthaven van Tel Aviv als je vertrekt uit Israël. Urenlang wachten in een rij. Eindelijk ben je aan de beurt voor het gesprek met de veiligheidsagenten. Ze tikken af en toe wat op hun laptop en blijven maar vragen en doorvragen. Niet onvriendelijk, maar heel vasthoudend en zo intelligent dat je snapt wat er op het spel staat: een eventuele terrorist zal nu hevig transpireren.
Vertrek je vanaf Schiphol of Brussel naar de Verenigde Staten, dan nemen beveiligers ook zo’n miniverhoor af. Maar de vragen zijn veel minder geraffineerd en soms zo routinematig en overbodig dat je bijna in de lach schiet. Wat betreft het verkrijgen van inlichtingen is er nog veel te leren van Israël.
6. Klein, maar creatief leger
Israël heeft schat aan operationele ervaring.
Door Eric Vrijsen

Gedwongen door de vijandelijke omgeving, kiest de IDF vaak voor onorthodoxe oplossingen
Nauwe militaire samenwerking met Israël was in Den Haag lange tijd een politiek mijnenveld, maar toen VVD-minister Jeanine Hennis van Defensie in mei 2014 op bezoek ging bij haar Israëlische ambtgenoot Moshe Ya’alon, was ze redelijk open. Officieren zouden vaker met elkaar oefenen; het Korps Commandotroepen kon terecht op een trainingskamp in Israël; de Koninklijke Luchtmacht mocht voor zijn drones rekenen op technische bijstand uit Israël; beide landen zouden kennis delen over bermbommen en cyberaanvallen.
Tien jaar eerder bezwoer Defensie dat ‘terughoudendheid werd betracht in de militaire contacten met Israël’. De linkse partijen in de Kamer waren des duivels toen in 2004 via Elsevier uitlekte dat de Koninklijke Luchtmacht in Afghanistan op een succesvolle manier Apache-gevechtshelikopters inzette tegen de Taliban, daarbij gebruikmakend van de operationele tactieken die de Israëlische collega’s hadden opgedaan in hun strijd tegen Hamas op de Gazastrook.
Israël is een klein land in een grote vijandelijke omgeving. De strijdkrachten zijn relatief klein, maar zeer creatief. Israëlische en Nederlandse militairen hebben bovendien vaak dezelfde spullen van Amerikaanse makelij. Na trainingen in de Verenigde Staten bellen ze elkaar nog wel eens: ‘Hoe pakken jullie dat aan?’
Hierdoor wisten de Nederlanders hoe ze Apaches konden inzetten tegen de Taliban in Afghanistan. De aanvalsheli – eigenlijk ontworpen als wapen tegen een Russische tankinvasie op de Noord-Duitse laagvlakte – werd ingezet als vliegende spionagepost in de urban warfare rond Kabul.
Voorwaartse verdediging
De Taliban verroerden zich niet als zij de Apache hoorden. Was het ding gepasseerd, dan hervatten ze hun wapentransporten of andere duistere activiteiten. Ze begrepen niet dat de Apache zijn infrarood- en videocamera’s naar achteren kon draaien en vanaf grote afstand tot in detail bleef meekijken naar wat zich beneden voltrok. Vervolgens kwam de aanval waarbij grondtroepen de Taliban inrekenden.
Militaire contacten tussen beide landen waren er altijd geweest op basis van de oude vertrouwensrelatie, maar bewindslieden zwegen daar liever over. Niemand mocht bijvoorbeeld weten dat de toestellen van de Koninklijke Luchtmacht onderweg naar het Midden-Oosten een tankstop maakten in Tel Aviv. Over de samenwerking tussen de spionagediensten werd sowieso met geen woord gerept.
Rusland drong in 2014 op een slinkse manier (‘groene mannetjes’) Oekraïne binnen en pikte met verbluffende snelheid schiereiland De Krim in. Sindsdien wordt in de officiersrangen veel gesproken over het Israëlische idee van ‘voorwaartse verdediging’. Als klein land kan Israël zich nauwelijks verdedigen tegen een blitzaanval van de Arabische buurstaten. Je moet je troepen in zo’n geval terugtrekken en hergroeperen voor de tegenaanval. Maar Israël is slechts enkele tientallen kilometers breed. Een terugtrekkend leger wordt meteen in zee gedreven. De generaals weten: vechten we op eigen terrein, dan zijn we verloren, dus vechten we op vijandelijk terrein. Hun Nederlandse collega’s willen graag weten hoe dat werkt – je niet laten verrassen.
7. Nergens zijn zoveel start-ups
Israëlische whizzkids zijn wereldwijd gewild.
Door Jan Franke in Tel Aviv

Israël heeft het hoogste aantal start-ups per hoofd van de bevolking ter wereld en er stroomt meer buitenlands durfkapitaal Israël in dan in de grote Europese economieën. Hoogwaardige technologie is een van de belangrijkste exportsectoren van het land. Op het gebied van cyber security, bio- en watertechnologie en defensietoepassingen zetten Israëlische bedrijven al jaren de toon.
De kiem voor het succes van de Israëlische hightechsector werd al gezaaid in de jaren vijftig door David Ben-Gurion, aartsvader en eerste premier van de staat Israël. Ben-Gurion constateerde dat de Joodse staat, in tegenstelling tot de Arabische buurlanden, niet beschikte over grote hoeveelheden grondstoffen. Hij besloot dat de regering fors moet investeren in onderwijs en toegepast wetenschappelijk onderzoek. Het land had ingenieurs en waterexperts nodig die de woestijn konden laten bloeien.
Publiek-private samenwerkingen werden in het bijzonder gestimuleerd. Rond de nieuw opgerichte universiteiten verrezen bedrijfjes die wetenschappelijke ontdekkingen commercieel toepasbaar maakten.
Nog altijd stelt de regering aanzienlijke hoeveelheden goedkoop kapitaal beschikbaar om dit soort initiatieven te stimuleren. Verder speelt de overheid een strikt faciliterende rol. Van alle landen in de OESO investeert Israël verhoudingsgewijs het meeste in onderzoek en ontwikkeling.
Speciale programma’s voor uitblinkers
Veel buitenlandse multinationals hebben al jaren geleden lucht van gekregen van deze typische innovatiecultuur. Inmiddels hebben meer dan 350 van de grootste ondernemingen ter wereld centra voor onderzoek en ontwikkeling in het land.
Kenmerkend voor het succes van Israël, is dat de meeste succesvolle Israëlische technologie haar oorsprong niet vindt bij de universiteiten, maar in het leger.
Elk jaar worden van alle dienstplichtige achttienjarige jongens en meisjes in het land van acht miljoen inwoners de besten geselecteerd voor speciale programma’s. Uitblinkers in wiskunde, chemie en natuurkunde krijgen op kosten van het leger een versnelde universitaire opleiding. Zij werken al voor hun twintigste levensjaar intensief met zeer geavanceerde, geheime defensietechnologie en geven niet zelden leiding aan eenheden van meer dan dertig leeftijdsgenoten, in oorlogssituaties.
Hoog salaris voor Israëlische ingenieurs
Leiderschap, doorzettingsvermogen en de bereidheid tot het nemen van risico’s zijn eigenschappen die er in het Israëlische leger worden ingehamerd. Als deze jongeren afzwaaien, staat het hun vrij de opgedane kennis en ervaring om te zetten in een commerciële onderneming, zolang er geen militaire geheimen worden geschonden.
De populaire navigatie-app Waze, in 2013 door Google overgenomen voor ruim 1,2 miljard dollar, is een bekend voorbeeld van een bedrijf dat werd opgericht door alumni van technologische elite-eenheden. Deze alumni zijn inmiddels zo gewild door multinationals als Facebook, Intel en Google, dat er speciale headhuntingbureaus zijn opgericht om bepaalde legereenheden te vertegenwoordigen.
Maar dit ongekende succes heeft ook een keerzijde: er is een braindrain op gang gekomen. In de Verenigde Staten en China worden astronomische salarissen betaald voor ervaren Israëlische ingenieurs. Ze zijn bijna niet in Israël te houden.