Egypte 2003 voorjaar

 

VAN DONDERDAG 20 FEBRUARI T/M DONDERDAG 27 FEBRUARI 2003.

DONDERDAG 20 FEBRUARI 2003.

 

Om even over acht vertrekken we richting Schiphol. Ingrid en Levi brengen ons drietjes weg en Gerrit v.d. Haar brengt Gert, Wil, Miranda en Vincent weg.

We gaan binnendoor en zijn kwart voor tien op Schiphol. Nadat we afscheid hebben genomen zijn we de eersten om in te checken.

Geen rij voor ons, dat gaat goed. Als we de koffers ingeleverd hebben gaan we op de koffie af. We zijn in een ander gedeelte en kunnen zo gauw onze koffiehoek niet vinden. Maar er zijn er meer. Al gauw zitten we lekker aan ons eerste vakantiebakje. Na de koffie natuurlijk parfum kopen. Dat hoort er bij als je op Schiphol komt. Ook een krantje en tijdschriften horen er bij. Nog wat rondgekeken, maar de koffie trekt toch nóg een keer en dan is het onderhand tijd om naar de “gate” te gaan. We moeten naar D55 en dat is nog een aardig stukje lopen. Daar staan meer mensen te wachten, maar we gaan aardig snel het vliegtuig in.

Om vijf voor half een vertrekken we met een stralend blauw lucht in een Boeiing 737. In Nederland vriest het 5º en we horen onderweg dat het 22º is in Hurgada.

We zien in de Eifel in Duitsland de sneeuw al liggen en voorlopig blijven we veel sneeuw zien.

Om half zeven plaatselijke tijd (het is daar één uur later dan in Nederland) landen we in Hurgada. Inmiddels is het donker geworden. Als we uit het vliegtuig stappen staat er gelijk een bus klaar waar we mee naar het luchthavengebouw worden gereden. Binnen staat een afgevaardigde van Azur Reizen, die ons voorziet van een visum en ons doorverwijst naar de uitgang, waar een ander ons opvangt voor de bus naar hotel Safir Resort, aan de rand van de Rode Zee. Het is hooguit 5 km rijden en we zijn er. Onze koffers worden uitgeladen en als we ze zelf het hotel in willen brengen worden we tegengehouden, omdat de hotelbediende dat graag voor ons wil doen. Natuurlijk staat er wel een fooitje tegenover. Maar we zijn blij dat we zelf niet hoeven te slepen, want ze zijn niet echt licht.

We worden ingeschreven en dan horen we dat we morgenochtend om half vijf gewekt worden en om half zeven met een ontbijtbox in de bus moeten zitten, richting Luxor. De koffers worden netjes naar ons appartement gebracht en dan is het kwart voor acht. Even wat opfrissen en dan gaan we eerst maar eens op het eten af.

Het eten is heerlijk, maar we durven nog niet van de salades te eten. Na het eten lopen we nog even rond en zien we dat we precies aan de Rode Zee zitten. Nog geen dertig meter verder liggen de boten voor de duiktochten aangemeerd. Jammer dat we hier niet een dagje kunnen blijven. We zien dat er een mooi zwembad bij het hotel ligt en ook het strand ligt aan onze voeten.

Om tien uur plaatselijke tijd gaan we naar bed, dus negen uur in Nederland, maar ja, morgenochtend kraait de haan weer vroeg.

VRIJDAG 21 FEBRUARI 2003.

Slecht geslapen. De airco gaat niet aan en we hebben bezoek van een mug. Frans gaat nog even buiten zitten in zijn blootje. Die heeft het veel te warm. Om half vijf gaat de telefoon en worden we gewekt. Om tien voor half zes zijn we bij de receptie en wordt ons koffie aangeboden. Ook staan er zeven dozen met ontbijt voor ons klaar om mee te nemen in de bus.

Net over half zeven komt een Hyundai busje voorrijden, dat ons komt ophalen voor de reis naar Luxor. Een chauffeur en ook nog een gids. In de auto ons ontbijt genuttigd. Gaat best wel. Je hoeft niet alles tegelijk op te eten. Heb je zin dan pak je wat. Onderweg wordt gestopt bij een verzamelpunt en gaan we om acht uur in konvooi naar Luxor.

Onderweg maken we nog een koffiestop, waarbij de weg wordt afgezet als we stoppen en als we weer vertrekken. Om half elf komen we in Luxor aan. We rijden langs de tempel van Luxor, maar we moeten eerst naar de boot. Daar worden we overgedragen aan een vrouwelijke gids. Zij blijft bij ons gedurende de rest van de reis. Zij biedt ons op de boot gelijk een drankje aan. Het is een Hibiscusdrankje (soort cassis). Onze kamers worden ons toegewezen. De koffers worden er weer gebracht door het personeel van de boot. Jorrit en wij hebben onze kamers beneden en Gert en Wil en de kinderen op de begane grond.

Inmiddels is het half twaalf. We krijgen een half uurtje om ons op te frissen en worden dan bij de receptie verwacht. Daar wacht de gids op ons.

Ze gaat met ons van de boot en daar heeft ze een ander busje voor ons geregeld, waar we mee naar de tempel van Karnak gaan.

Onze gids wijst ons op dingen die we beter wél of niet kunnen doen, zoals geen portemonnaie laten zien met flappen, want dan blijft iedereen smeken om een fooi. Ze regelt de intreekaartjes en ze vertelt enorm veel bij de bezienswaardigheden. Wat een grote pilaren komen we gelijk al tegen en wat veel. In de jaren zeventig werd op het tempelterrein een tempel van Echnaton ontdekt; het zou één van de acht tempels zijn die hij ter ere van zijn zonnegod bouwde.

Nadat de 12 e dynastie begon met de tempelbouw, hebben volgende dynastieën tot en met de Ptolemaeën gedurende zeventien eeuwen de tempel van /Amon uitgebreid en verfraaid. Tempels werden in tempels gebouwd, zodat de bezoeker rekening moet houden met vele tijden en stijlen. Daardoor is Karnak geen eenheid en mist men er de overzichtelijkheid van de tempel van Luxor.

Een laan van stenen ramsfinxen van Ramses II voert naar de eerste pyloon. De rammen hebben grote gebogen horens en verminkte koppen. De ram is het heilige dier van Amon, aan wie de tempel is gewijd. Over deze laan droegen de priesters de heilige boot van Amon van de aanlegsteiger aan de Nijl naar de tempel. De grote voorhof, 103 bij 84 m, is omgeven door muren en zuilen. Hij werd rond 800 v. Chr. Aangelegd door de 22 e dynastie van de Boebastiden. In het midden staat nog slechts één zuil van 21 m hoogte, met een prachtige kelkkapitel. Dit is het restant van de zuilengang die de Nubische farao Taharqa van de 25 e dynastie liet bouwen in het verlengde van de ingang. Om ruimte te maken schoof een deel van de laan met ramsfinxen naar de rechterzijde van de voorhof, waar de tamelijk verminkte sfinxen nu nog liggen.

Tegen de pilaren aan de beide lange zijden van de voorhof staan de Osiris-beelden van Ramses III. Vóór de 30 m hoge tweede piloon staan de kolosbeelden van Ramses II.

Tegen het koninklijk been van een der beelden staat een prinses, zijn dochter Benta Anta. Tegen de zuidzijde van de tweede pyloon stellen wagens, ruiters en krijgsgevangenen de tocht van farao Sjesjong tegen Jeruzalem voor: “In het vijfde jaar van de regering van Rehabeam trok Sjisjak (Sjesjong), de koning van Egypte, tegen Jeruzalem op.

Hij roofde de kostbaarhedenvan de tempel van Jahweh en van het koninklijk paleis. Alles nam hij mee, ook al de gouden schilden die Salomon had laten vervaardigen”( I Kon.14, 25-26). De buitenmuren van de grote zuilenzaal zijn versierd met reliëfs van de oorlogen van Seti I tegen de Syriërs en van Ramses II tegen de Hittieten. Realistisch is uitgebeeld hoe de koning de zegewagen bestijgt en hoe de paarden de wagen aantrekken. Priesters bieden de farao bij zijn terugkeer lotusbloemen aan.

In de kleine hal achter de vierde pyloon richtte Hasjepsoet twee obelisken op, die door haar architect Senmoet waren uitgezocht in de roze granietrotsen van Aswan, (dat we ook nog hopen te bezoeken). In zeven maanden tijd, vermeldt het opschrift, werden de beide obelisken van 30 m hoogte uitgehakt, vervoerd, gepolijst, gebeiteld en opgericht; in bouwkundig opzicht een prestatie van de eerste rang. Ze waren zo hoog, dat uit het plafond van de hal een stuk weggekapt moest worden. Thoetmosis III liet, uit haat tegen de vrouw van zijn vader die hem van de troon verwijderd hield, na Hatsjepsoets dood haar naam en afbeeldingen op vele gebouwen weg beitelen. Maar deze obelisken, die aan Amon waren gewijd, liet hij ongemoeid.

Wél liet hij er een muur omheen bouwen om ze aan het oog te onttrekken. Daardoor zijn ze zo goed bewaard gebleven; alleen de vergulde top of piramidion is verdwenen.

Een van de obelisken ligt nu gebroken bij het heilige meer, de andere staat nog op zijn plaats. Het opschrift luidt: “Gij, die mijn gedenktekenen ziet en met elkaar spreekt over wat ik tot stand heb gebracht, waagt niet te zeggen: “Ik weet niet, waarom dit gemaakt werd.” Zowaar als de zonnegod mij bemint en mijn vader Amon leeft, zowaar is dit geschied om mijn vader Amon te eren’.

In de voorzaal van het allerheiligste zit tegen de wand een uiterst lieftallig beeld van de jonge Thoetmosis III. Tussen de ruïnes, die naar achter groter worden, rijzen twee rechthoekige granieten pilaren omhoog met tegen de brede kant de symbolische planten van het oude Egypte: de papyrus van het Noorden en de lotus van het Zuiden. Ze symboliseren de eenheid van het rijk.

Dan is het tijd om weer naar de boot te gaan om te lunchen. Nou, dat is gewoon een diner.

Na de lunch staat er weer een busje klaar dat ons naar de Vallei der Koningen brengt. Onderweg komen we de kolossen van Memnon nog tegen, waar we even naar buiten kunnen om foto’s te maken. Dit zijn twee beelden van Amenhotep III, die vroeger bij de pyloon van de sinds lang verdwenen dodentempel stonden.

Nu zitten ze eenzaam op hun troon langs de weg, aan de rand van de akkers waarvan de grond is uitgedroogd en gescheurd en waarop nu schapen dwalen. Deze beelden waren oorspronkelijk 21 m hoog. Van hun kroon beroofd zijn ze nu nog 16 m hoog; de benen alleen al hebben een lengte van 6 m.

De Grieken zagen in de beelden de figuur van Memnon, de zoon van de rozevingerige Eos, de godin van de dageraad. Er is niets nieuws onder de zon. Toeristen die hun namen op monumenten krassen, waren er in de Romeinse tijd ook al. Zelfs keizers, zoals Hadrianus en Septimus Severus, hebben hun namen vereeuwigd op de benen en voeten en op de sokkel van de Memnon-kolossen.

Wat is onze familie klein als je het vergelijkt met deze kolos

I n de Vallei der Koningen in twee graftomben geweest, van Ramses de IX en Merenptha. We gingen er heen in een treintje vanaf de parkeerplaats.

Mooi om te zien dat de graven zijn beschermd door valkuilen. Dat was om te voorkomen dat de graven geroofd werden.

Dit was de tombe van Ramsex IX.

Daarna naar de Vallei der Koninginnen, waar we de tempel van Hatsjepsoet bij Deir al Bahari bezocht hebben. Deir al Bahari betekent: noordelijk klooster. Er is vanaf de 7 e eeuw een Koptisch klooster gebouwd op de dodentempel van Hatsjepsoet. Aan het eind van de 19 e eeuw is deze weer verdwenen.

De tempel van Hatsjepsoet bevat drie grote terrassen, telkens met een hoogteverschil van 10 m, die met elkaar verbonden zijn door een schuin oplopende stenen weg in het midden van het terras. Ieder terras heeft aan de voorkant een galerij van tweemaal zestien pilaren. De gebouwen op het derde terras zijn gedeeltelijk in de rotsen uitgekapt. Naast de tempel van Hatsjepsoet ligt de verweerde dodentempel van Moentoehotep, een terrassentempel uit de 11 e dynastie.

Hatsjepsoet is getrouwd met haar halfbroer Thoetmosis II. Zij kregen alleen dochters. Bij een haremmeisje heeft hij ook een zoon verwekt: Thoetmosis III. Na de dood van Thoetmosis II weigerde Hatsjepsoet echter aan deze nog jonge prins de troon af te staan en werd zij in eerste instantie regentes, later liet zij zich zelfs tot farao uitroepen, dit alles zeer tot ongenoegen van de jonge Thoetmosis II, van wie zij de goddelijke afstamming betwistte.

De onverkwikkelijke troonstrijd van deze dynastie is toe te schrijven aan de machtsbegeerte van de Amon-priesters. Ten bate van zichzelf maakten zij handig gebruik van de opvatting dat een farao pas erkend kon worden na zijn afstamming van de zonnegod te hebben aangetoond of als deze een door hen goedgekeurd huwelijk met een echte prinses was aangegaan. Om de goddelijke afstamming voor hun geslacht veilig te stellen was een huwelijk tussen zoon en dochter of tussen vader en dochter geen ongebruikelijke zaak.

Het schijnt dat de priesters tenslotte besloten Thoetmosis III als farao te erkennen, omdat hij priester van Amon in Karnak was geweest. Hatsjepsoet hield als regentes echter het heft in handen. De regering van Thoetmosis III duurde niet lang, want de aanhangers van de goddelijke afstamming plaatsen Hatsjepsoet op de troon.

De troonpretendent stelde zich, hoewel mokkend, tevreden met de rol van prins. In 1468 v.Chr. stierf Hatsjepsoet, vijftig jaar oud, na een regering van 22 jaar. Uit haat tegen de vrouw die hem de troon onthouden had, liet Thoetmosis III haar namen weg beitelen en haar beelden vernielen.Hij liet de laatste verhitten in het vuur en ze daarna met koud water overgieten tot ze in stukken sprongen.

Daarna gaan we nog naar een verkooplokaal van beeldjes en albasten voorwerpen, waar in het kort uitgelegd wordt hoe albast bewerkt wordt en waar we binnen voorzien worden van koffie of thee en natuurlijk hebben ze graag dat we iets kopen.

Nou, dat doen we dan maar, met het gevolg dat onze koffers nóg zwaarder worden. Om kwart over vijf vertrekken we richting tempel van Luxor, vlakbij de boot. Er is ons vanmiddag verteld dat de boot om half zeven vertrekt, dus wij hebben zoiets van: Nu….even….niet . Vanaf vanmorgen half vijf zijn we al in touw en als het aan ons ligt gaan we gelijk naar de boot. Tempels genoeg gezien vandaag. Maar als we dat aan de gids melden zegt ze dat dát erg jammer is, want juist deze tempel is er een om nooit te vergeten. Nou, ze maakt ons weer enthousiast en dus besluiten we maar om tóch naar de tempel van Luxor te gaan. Ze heeft vanmiddag al geregeld dat de boot een uur later vertrekt, dus we hebben alle tijd.

De tempel van Luxor ligt midden in de stad. Vanmorgen toen we aankwamen in Luxor zijn we er al langs gereden. Het is slechts gescheiden van de Nijl door de boulevard.

Als we daar aankomen begint het net een beetje te schemeren. De verlichting is aan en we hebben gelijk al een sprookjesachtige eerste indruk van deze tempel.

Alle pilaren zijn apart verlicht.

Tegenover de tempel is de laan van de sfinxen, die ook allemaal één voor één verlicht zijn.

Wat zijn we blij dat we toch besloten hebben om er heen te gaan. Amenhotep III bouwde deze tempel ongeveer 1400 v.Chr. ter ere van de Thebaanse drie-eenheid: Amon, zijn vrouw Moet en hun zoon Chons. De huidige lengte van de tempel is 260 m. Vroeger waren de tempel van Karnak en Luxor met elkaar verbonden door een 2 km lange laan van sfinxen. Ieder jaar trok een kleurige processiestoet van de ene tempel naar de andere.

Voor de tempel staan 2 beelden van Ramses II en een obelisk. Op het voetstuk van deze 25 m hoge obelisk begroeten roodgranieten bavianen met opgeheven handen de zonsopgang. De tweede obelisk werd door Mohammed Ali aan Frankrijk geschonken en staat nu op de Place de la Concorde in Parijs. Koning Louis Philippe gaf als tegengeschenk de klokkentoren op de citadel van Cairo (waarvan de lokale gidsen steevast beweren dat de klok nooit gelopen heeft).

De buitenmuren van de tempel vermelden in reliëfs en hiërogliefen de krijgstochten van Ramses II. Om half zeven zijn we terug bij de gids, nadat we zelf tien minuten rond mogen kijken en gaan we weer naar de boot, waar we ons opfrissen en heerlijk hebben gegeten. De gids (Rania voor ons) vertelt ondertussen over de goden en godinnen en over de Islam. Zij is zelf Islamitische maar wel héél geëmancipeerd.

Na het eten neemt ze met ons de rest van de week door. We boeken nog een excursie naar een Nubisch dorp bij Aswan.De hele avond tot over elven praten we over het leven in Egypte. Heel interessant, maar op het laatst vallen onze ogen tóch dicht en gaan we allemaal naar bed.

Zaterdag 22 februari 2003.

 

Zeven uur op, half acht aan tafel en half negen naar de tempel van Edfu. En we gaan per koets.

We zijn met z’n achten, dus we hebben drie koetsen nodig en de gids regelt deze voor ons. Dat is een geweldige rit. Héél druk in de straten, auto’s, koetsen, alles haalt elkaar links en rechts in. Geroep, geschreeuw en getoeter.

Als we bij de tempel uitstappen moeten we nog langs een kleine markt, waar we Egyptische jurken kunnen kopen voor € 1.–. Maar het is onze smaak niet en we willen de gids blijven volgen.

De tempel in Edfu is de grootste tempel van Egypte en voor de god Horus. De Grieken noemden Edfu Apollonopolis, want ze vereenzelvigden Horus met hun god Apollo. De Ptolemaeën hebben deze tempel tussen 240 en 60 v.Chr. gebouwd.

Gebouwd volgens een streng schema, is deze tempel een schoolvoorbeeld van Egyptische tempelbouw.

In de eerste eeuwen van onze jaartelling hebben christenen in en op de tempel huizen, een kerk en een klooster gebouwd en een aantal ‘heidense’ reliëfs verwijderd. Later hebben de Moslims en Kopten, nu nog de bewoners van Edfu vormend, huizen en stallen gebouwd op het puin dat de prachtige tempel inmiddels geheel vulde. Men kan nu nog duidelijk zien aan de steen- en zandlagen hoe hoog de laag geweest is die de tempel vulde.

Aan weerszijden van de ingang staat de Horus-valk, met de farao veilig geborgen tussen zijn poten. De farao ontvangt van Horus de scepter als teken van zijn macht en wordt door de godinnen van Noord- en Zuid-Egypte gekroond met de dubbele kroon. Wonderlijk mooi is het grote blauwgrijs granieten beeld van de valk dat bij de ingang naar de voorhal staat.

In de voorhal staan twaalf zuilen met bloemkapitelen en tegen het plafond zijn astronomische voorstellingen geschilderd.

De voorhal is van de voorhof gescheiden door zes zuilen, waartussen tot op halve hoogte muren zijn gemetseld die geheel van reliëfs zijn voorzien.

In de voorhal staan twaalf zuilen met bloemkapitelen en tegen het plafond zijn astronomische voorstellingen geschilderd. Op de westelijke muur is het leggen van de eerste steen afgebeeld: de koning zet met een meetsnoer de omtrek van het tempelplein uit, steekt de spade in de grond en legt de eerste steen, waarna hij wierook brandend de tempel aan Horus aanbiedt. Het allerheiligste is omgeven door twaalf kapellen, die voor religieuze doeleinden waren bestemd.

Men bewaarde er de kleren van de god, het processiebeeld van de valk, de heilige boot en de speren van Horus. Er staat een glanzend granieten altaar en daarachter een lege nis van dezelfde steensoort. Kennelijk is het altaar uit het granieten blok gehouwen, waardoor de nis ontstond van de heilige schrijn, die met een piramidevormig dak is afgedekt. In deze schrijn stond het beeld van Horus achter bronzen deuren.

De cultusvoorwerpen zijn verdwenen, maar op de reliëfs staan ze nog: kandelaar, godenkleren, offertafel en reukwerkvazen.

Op de buitenmuren staat in vier stroken boven elkaar de strijd afgebeeld van Horus tegen Seth.

Tussen de gave reliëfs steken waterspuiters in de vorm van leeuwenkoppen naar voren, maar in dit regenarme land zijn ze meestal werkloos. Horus wilde de dood van zijn vader Osiris wreken, nadat Thot hem over de moord had verteld en de geest van Osiris hem had aangespoord tegen Seth op te trekken. In de delta had het gevecht plaats. Seth werd door Horus in een nijlpaard veranderd en door hem met speren gedood. Daarna sleurde Horus het gedode nijlpaard naar Edfu.

Dit drama werd vroeger opgevoerd op de tempelvijver. Priesters speelden de rol van Horus en Thot; de rol van Seth werd vervuld door een wassen nijlpaard.

Van noord tot zuid kan men het hele verhaal volgen op de reliëfs van de tempelmuren. Thot leest het bevel van Osiris aan Horus voor. Isis staat achter Horus en beschermt hem. Vanaf de oever doorboort de farao het nijlpaard en Horus doet dat vanuit de boot. De verwondingen en het in stukken snijden van het nijlpaard worden op diverse reliëfs uitgebeeld.

Dit is maar een gedeelte van de informatie die over deze tempel verteld is. Het wordt inmiddels wat drukker en we lopen nog een beetje rond te kijken en foto’s te nemen.

Bij de uitgang is een cafeetje en daar drinken we nog wat.

Dan gaan we weer met de koets terug naar de boot.

Als we om elf uur bij de kade zijn moeten we eerst drie boten doorlopen om bij onze eigen boot de “Fleurette”te komen. De boot vertrekt al snel richting Kom Ombo. Tijdens het koffiedrinken komt onze gids met voorbeelden van kettinghangertjes en armbanden voor heren. Wil, Vincent en Jorrit vinden er iets leuks bij en de gids zorgt er voor dat de naam er in hiëroglief op komt. Ook voor de kleinkinderen kopen we T-shirts met de naam in hiëroglief er op geborduurd. Ons wordt beloofd dat ze klaar zijn als we de boot af gaan.

De hele middag lekker gerelaxt op de boot.

We zien alles voorbij komen onderweg, dorpjes (heel armoedig), boomgaarden (palmbomen), weilanden waarkoeien op grazen.

Op de Nijl varen ons grote boten voorbij, zoals degene waar wij op varen, maar ook kleine faluka’s. Er wordt rustige muziek ten gehore gebracht en dat versterkt het rustige gevoel. Het zwembad aan boord bevat ijskoud water en dat vinden wíj niet alleen, want de rest van de gasten maakt er ook geen gebruik van.

Om vier uur gaat de gong en kunnen we aan de bar thee, koffie, koekjes en cake gaan halen. Een welkome afwisseling.We liggen heerlijk te zonnen en kleuren al aardig bij.Om half vijf legt de boot aan en om half zes gaan we naar de Kom Ombo tempel, die op loopafstand ligt van de boot op een grote zandheuvel.

Deze tempel is in de 2 e eeuw vóór onze jaartelling door de Ptolemaeën op de oostelijke oever gebouwd en in 1883 weer geheel blootgelegd. Kom Ombo betekent heuvel van Ombo. Ook Cleopatra is hier geweest met haar broer Platonymus. Dit is de enige tempel die voor twee goden is gebouwd. Ter ere van Sobek met de krokodillenkop en Horus met de valkenkop. De twee-eenheid is nu alleen nog maar te zien in de dubbele poort van de verweerde pyloon. Voor het overige is de tempel één ruimte geworden

De grove reliëfs tonen duidelijk de nabloei van de Egyptische beschaving: een beweeglijke plaats van strakke lijnen, een lachend gezicht in plaats van een verheven gelaats uitdrukking. Op de muur staan vele reliëfs van Sobek en horus, beide met een levensteken in de hand.

Hier op deze afbeelding staat Toht met de Ibiskop en Horus met de valkenkop.

Door de cvoorzalen wandelend komen we bij het dubbele allerheiligste: rechts dat van Sobek en links dat van Horus. tussen de beide heilige schrijnen ligt de toegang tot de crypte. hierin zat vroeger een priester, die als een orakel de beden van de farao aan de beide goden op zangerige toon beantwoorde. Interessant zijn de reloëfas aan de chirurg met zijn instrumenten. Imothep, de god van de geneeskunde zit op zijn troon en luistert naar de faao, die hem om genezing van zijn oogkwaal vraagt. Ziekten werden in het oude Egypte bestreden met toverformules, amuletten en kruiden. De kennis van de werking de menselijke organen was gering en de chirurgische weinig ontwikkeld. Wij hebben in de medische wetenschap het teken overgehouden dat hierbij staat afgebeeld en dat wordt gebruikt bij het schrijven van een recept.

Naast de tempel bevindt zich een nijlmeter. Een stenen trap voert omlaag naar een grote put, waaromheen een smal weggetje zich spiraalsgewijs omlaag draait naar het water. Rechts van de tempel staat een bijgebouw waarin een aantal gebalsemde krokodillen is tetoongesteld.

Om half zeven lopen we terug naar de boot en zit onderweg een mannetje met een paar slangen om zijn nek. miranda is de enige die het durft om met een slang om haar nek op de foto te gaan.

Knap hoor Miranda!

Als we bij de boot aankomen zien we dat hij net wegvaart. Aat blijkt: er moet een boot tussenuit. Hij vaart door naar de volgende boot, dus moeten we via andere boten weer naar onze eigen boot lopen.

Om half acht aan tafel. We eten weer heerlijk. Onze gids laat me citroenen in azijn proeven, lekker fris. Kun je ook zelf maken: citroenen, peper, zout, olijfolie en azijn bij elkaar (15 min koken), 10 dagen laten staan en klaar. Na het eten praten we in de bar met de gids nog een poos over Egypte. om half elf naar bed.

Zondag 23 februari 2003.

Om half acht op en om negen uur op weg naar de Aswanbdam. we worden weer met een busje daar gebracht

Eerst rijden we over de oude Aswandam en daarna naar de nieuwe dam, Sadd al-aali, die 7 km. ten zuiden van de oude uit 1902 ligt.

Midden op de dam stappen we uit en nemen een kijkje aan beide kanten van de dam. We mogen daar wel foto’s maken, maar niet filmen. Dat willen we eigenlijk wel graag doen om Frans zoveel mogelijk te laten zien van deze dam. want hij kreeg vannacht diaree en durfde niet mee te gaan. Jammer, maar we hopen dat hij weer gauw van de partij is. Op het ogenblik doet hij niets liever dan slapen. We maken maar veel foto’s.

Deze nieuwe dam werd in 1970 voltooid. Een technische staf van 800 Russen gaf leiding aan 35.000 man personeel, bestaande uit een Egyptisch kader en lokale arbeiders.

De nieuwe dam heeft een bovenlengte van 3600 m en een bovenbreedte van 50 m. De hoogte boven het rivierbed is 110 m. De dam doet het water 61 m. stijgen, van 121 tot 182 m boven zeeniveau. Aan de dam werd 17 x zoveel materiaal besteed als aan de piramide van Cheops en zesentwintig maal zoveel als aan de oude dam van Aswan. Het stuwmeer is het Nassermeer gedoopt en heeft een lengte van 500 km. Een derde deel bevindt zich op het grondgebied van Soedan. De breedte van het meer tussen de bergen varieert van 10 tot 25 km. Het is dertig maal groter dan het waterreservoir ten zuiden van de oude dam. Daarin kon alleen het water tijdens de laatste periode van de Nijlstijging bewaard worden; de nieuwe dam is in staat al het water op te stuwen.

Terug de oude dam weer over en dan gaan we naar een parfumeriefabriekje in de stad Aswan.

Buiten bij de ingang is een glasblazer bezig om te laten zien hoe ze de sierlijke parfumflesjes maken.

Binnen komen we in een ontvangstruimte, waar we wat te drinken krijgen aangeboden. Daar wordt ons verteld hoe de geurtjes tot stand komen.

Ze maken essence van planten. Van elke plant een aparte essence, dat zijn 27 soorten. Ik koop daarvan de Lotus. Ruikt héérlijk. Het is een plant die in het zuiden van Egypte gekweekt wordt en niet mag worden geëxporteerd. Alleen aan toeristen wordt deze essence wél verkocht.

Ook hebben ze blends, dit zijn 5 soorten planten gemixt en die krijgen dan een Egyptische naam.

Zo worden ze verkocht aan andere landen, die ze vermengen met alcohol en andere chemische producten en geven er dan hun eigen merknaam aan.

Annaïs Annaïs is in Egypte onbewerkt b.v. Christmas Night, Eternity van Kelvin Klein is Queen Hatshipsut, Hugo Boss is Omar Khayyam en Cool Water van Davidoff is Amon-Ra.

Ook heb je kruidensoorten, zoals sandelhout, maar deze worden alleen gebruikt als massageolie.

Gert en Wil en ik kopen ieder de helft van een doosje, met flesjes die goed vervoerd kunnen worden. Voor de nieuwe moeders thuis koop ik een sierflesje en ga dit thuis met Lotus essence vullen en voor Frans neem ik Hugo Boss mee. Dan gaan we naar de granietgroeve.

Hier lieten de farao’s uit het grijze, zwarte en rode graniet het materiaal voor hun obelisken, beelden en sarcofagen hakken.

Je ziet hier duidelijk op welke simpele wijze de stenen van de lange obelisken uit de rots werden gehaald. Goed zichtbaar zijn nog de rijen inkepingen in de rots, waarin de wiggen van sycomoorhout werden gedreven. Deze werden vochtig gehouden zodat het hout begon te zwellen. Het hout ontwikkelde zo’n kracht, dat de rots scheurde langs de lijn van de gekapte gaten.

Dat dit niet altijd lukte, zien we in deze groeve, waar een onvoltooide obelisk ligt, die in het midden overlangs is gescheurd. Toen hij scheurde was hij al aan drie kanten los. Aangenomen wordt dat hij bestemd was voor de dodentempel van Hatsjepsoet in Thebe. Jorrit filmt weer veel, zodat Frans ook hiervan wat kan zien.

Om twaalf uur zijn we terug op de boot. Frans blijkt geen last meer te hebben van zijn buik. Wél is hij wat warm, maar gisteren heeft hij veel in de zon gezeten, dus dat kan ook een oorzaak zijn. Bij de receptie krijg ik nog medicijnen mee, maar die wil Frans nog niet gebruiken. Hopelijk gaat het snel beter.

Vanmiddag gaan we om half drie naar de Nubiërs. Om een uur lunchen we en dat smaakt weer lekker. Er is patat bij, maar dat vindt de jeugd niet veel. Na de lunch gaat Frans nog even plat zodat hij toch van de partij kan zijn.

Om half drie ligt er een motorboot naast ons schip die ons via de cataracten van de Nijl (dat zijn eilandjes en stroomversnellingen) naar een strandje brengt, waar we eventueel kunnen zwemmen.

Volgens de gids kan dat hier zonder problemen, maar wij hebben zoiets van: geen problemen zoeken.

De kinderen klauteren nog een zandheuvel op en Vincent komt zelfs kopjeduikelend naar beneden. Kun je nagaan waar het zand overal zit. Frans komt de boot niet uit. Hij heeft er al weer spijt van dat hij is meegegaan.

Gert en ik lopen naar een verkoopgedeelte van potjes en andere souvenirs en daar zien we ook drie kleine krokodillen in een bak zitten. Er loopt een man bij en die haalt er een uit om ons te laten zien. Dan doet hij net of hij bijna uit zijn handen glijdt. Wij schrikken behoorlijk en hij lacht ons dus uit. Hij probeert ons nog wat te verkopen, maar de gids heeft ons gewaarschuwd dat niet overal échte steen verkocht wordt, maar kunststof. Dus helaas voor hem……

We gaan weer in de boot en varen verder naar het Nubische dorp. We worden hartelijk ontvangen door een stel kinderen die ons ook van alles proberen te verkopen.

We lopen door een zanderig steegje, waar ook de geiten en schapen lopen te scharrelen en gaan naar het huis van een Nubische gemeenschap, die uit vijf families bestaat.

We krijgen allemaal thee van hibiscus en dan gaat onze schipper vertellen hoe de Nubiërs leefden en nu leven.

Ze wonen langs de Nijl van Aswan naar het zuiden tot 30 km boven Khartoem in Soedan. De voordeur is gericht naar de Nijl en de achterdeur naar de woestijn. Net als in Tunesië zijn de getrouwde vrouwen als ze buiten zijn in het zwart gekleed. Binnen mogen ze alle kleuren dragen. Ongetrouwde vrouwen dragen ook alle kleuren

De kamers zijn met takken bedekt en de grond met grof zand. Het ziet er best schoon uit en er lopen leuke kinderen rond die er weldoorvoed uitzien.

Vincent en Miranda willen graag een Hennatatoeage op hun arm en daar kan ter plekke voor worden gezorgd. Er wordt een mevrouw geroepen en die komt met een puntzakje met hennavloeistof en begint gelijk te schilderen.

Nadat we in blik in alle kamers mogen werpen en ons een beetje generen om foto’s te maken, maar wat aangemoedigd wordt door de gids om te doen, gaan we terug naar de boot, waar Frans op ons zit te wachten (slapend). We varen terug langs prachtige plekken op de Nijl. Onderweg zien we nog aalscholvers op een rots zitten. De bestuurder van de boot wijst ons erop en zegt dat we deze vogels ook in Holland hebben. Hij zet ons weer af bij ons schip, waar we om kwart over vijf aankomen.

Frans gaat gelijk naar bed en wij blijven nog heerlijk op het dek zitten, waar we de zon in Aswan prachtig onder zien gaan. Het is hier aanmerkelijk warmer dan in Luxor. De stad Aswan is heel bedrijvig langs het water.

Kwart over zeven kijk ik nog bij Frans en die heeft flink koorts. 39. 4. Ik geef gelijk de medicijnen die ik vanmorgen van de receptie gekregen heb. Een capsule om de maag schoon te maken en een poeder tegen diaree. Ook nog een paracetamol en dan wil hij verder niets meer dan slapen. Wij gaan eten en de gids vraagt of we nog naar de Big Market willen in Aswan. Nou, dat willen wij wel. Het is inmiddels negen uur en Frans wil nog steeds niets liever dan slapen.

We gaan met koetsjes naar de markt en dat is weer flink onderhandelen voor Rania. Maar uiteindelijk hebben we twee koetsen.

Het is erg druk op de markt, maar wij worden overal doorheen geloodst. Het gaat allemaal precies goed.

De koetsier praat heel rustig met Rania en de auto’s naast ons toeteren en kijken moeilijk, maar de koetsier praat gewoon door. Geen punt in Egypte. We blijven daar een uurtje en Gert koopt nog pinda’s voor een klant. Met de koets gaan we weer terug. Het is weer hectisch onderweg. Vincent mag plaats nemen op de bok en zit te stralen. (en z’n vader ook)

Als we thuis komen loop ik gelijk naar Frans en die kijkt echt verstoord als ik binnenkom. Hij is nog niet echt lekker en wil alleen maar slapen. Om twee uur vannacht wordt hij wakker en neemt nog 2 paracetamollen en loperamide en gaat weer slapen.

Maandag 24 februari 2003.

We staan om acht uur op en Frans voelt zich stukken beter. Geen koorts meer en hij wil opstaan en met ons ontbijten. Hij eet niet veel, maar hij is er weer bij. Gezellig.

We hebben een rustige morgen en zitten nog een poosje lekker te genieten op het dek. We kijken bij het zwembad, maar het is ons nog steeds te koud. En niet alleen wij vinden het te koud. Ik heb er nog niemand in zien zwemmen.

Daarna pakken we op ons gemak de koffers in. Na de lunch moeten we de koffers van de kamer hebben en die worden door het personeel bij de receptie gebracht. De koffers gaan naar het kantoor van Azur reizen en wij stappen in de motorboot en gaan naar het Botanische eiland. We zouden met de faluka gaan, maar het waaide te hard. Vanmorgen zijn nog alle faluka’s van de Nijl gehaald omdat het te hard waaide, maar Rania moest wel een afspraak maken, dus het wordt de motorboot. Jammer, want we willen best wel eens met een faluka op de Nijl varen.

Op naar de botanische tuin. ie is aangelegd door een Engelse generaal, lord Kitchener geheten, die tevens de eigenaar was. Hij was gelegerd in Soedan, tijdens de oorlog en hij kwam hier zijn vakantie doorbrengen. Hij is hier na zijn diensttijd gebleven en heeft van alle werelddelen bomen en planten hier naar toe gehaald.

Het klimaat is hier goed voor alle planten. De namen staan er bij maar aangezien het Latijns is, zegt het ons niet veel.

Rania zit al op ons te wachten om koffie met ons te drinken. Het is fris, maar uit de wind en in de zon zitten we heerlijk

Om kwart over vijf weer met de boot naar de wal en met het busje en onze koffers naar het station, waar Rania de tickets regelt en we met onze koffers n aar de trein gebracht worden.

Het zijn kleine slaapcoupé’s voor drie personen om te zitten of voor twee personen om te slapen. Een wastafel erin en een kapstokje. Ook een gedeelte boven de deur, dus boven de gang, waar de koffers ingelegd kunnen worden en dat is het.

Het avondeten wordt op onze plek gebracht en je eet net als in het vliegtuig. Frans en Gert hebben whisky bij zich en we hebben nog wat sap. Zo komen we de avond wel door. Rania heeft geregeld dat ze naast ons een slaapcoupé heeft, dus die zit ook de hele avond bij ons te kletsen. Om half zeven vertrekt de trein uit Aswan en om half tien zijn we in Luxor. Om tien uur willen we gaan slapen en komt de steward onze bedden naar beneden klappen. Het is behelpen, maar het is beter dan zitten.

Dinsdag 25 februari 2003.

Om half vijf worden we gewekt, denken we, maar achteraf blijkt dat het Miranda is die bij Gert en Wil aan de deur klopt. We hebben allemaal onrustig geslapen. Samen kijken we nog een poosje uit het raam en zien we hoe Egypte ontwaakt. Soms zie je op een stationnetje een zwerver bij een vuurtje liggen. Om vijf uur worden we écht gewekt. Om half zes komen we aan in Cairo en worden onze koffers naar een busje gebracht.

Een agent van Azur reizen, Hassan, zo stelt hij zich voor, staat bij de trein op ons te wachten. We maken kennis met hem en hij vertelt dat Rania ons ook in Cairo zal begeleiden en hij zal ons ’s morgens bij vertrek uit het hotel naar de bus brengen, die ons weer in Hurgada af moet zetten. Hij geeft ons vast onze plaatsbewijzen voor de bus. Hij rijdt met ons mee naar hotel Meridiën, waar onze koffers weer voor ons worden uitgeladen.

Onderweg zien we de piramides al liggen. Rania en Hassan, zo heet de agent van Azur reizen regelen onze hotelkamers. We krijgen wat te drinken en zitten op ons gemak bij te komen van de afgelopen nacht in de trein.

We zien wel dat het een erg luxe hotel is. Luxer dan King Salomon in Eilat en dat was al niet mis. Alles marmer, graniet en koper wat de klok slaat. Onze kamers zijn nog niet vrij, dus worden onze koffers in bewaring gegeven. Om kwart voor negen gaan we richting Memphis, waar we een beeld van Ramses II bezichtigen en waar vroeger een tempel van hem heeft gestaan. Eerst was Memphis de hoofdstad en later Luxor. Tijdens een van zijn reizen heeft hij hier een tempel laten bouwen.

Het is hier erg koud en de meeste van ons lopen in truien te blauwbekken. We drinken koffie in Memphis vlakbij het beeld. Dan gaan we naar Sakkara, waar we de piramiden met hun gangen bezichtigen.

Daar is een geknikte piramide bij. Dat is de piramide van Djoser. Het is nog steeds erg koud vanmorgen en niet leuk om op je gemak rond te slenteren.

Tien over tien stappen we weer in de auto en gaan we naar het papyrusmuseum, waar we kunnen zien hoe papyrus verwerkt wordt tot papier. We kijken even rond en zien dan een papyrusafbeelding die wij in spiegelschrift al jaren in de kamer hebben hangen. Ik maak er een foto van en dan stevent er gelijk iemand op me af om te zeggen dat dat verboden is.

Het tapijtcentrum kunnen we ook nog bezoeken, maar als we aangeven dat we echt geen tapijt gaan kopen is het niet interessant meer. We eten heerlijk in een restaurant vlakbij de piramides van Gizeh en dan gaan we deze piramides wat dichterbij bekijken.

De grootste is de piramide van Cheops. De gids laat ons op papier zien hoe een piramide er van binnen uitziet. We mogen even naar de piramide toelopen en komen tot de ontdekking dat zo’n ding immens groot is. We stappen weer in het busje en rijden naar een mooi uitzichtpunt. Daar kunnen we mooie overzichtsfoto’s maken van de drie piramides van Cheops en ook zie je daar in de verte de piramides van Sakkara liggen. Dan zie je ook pas hoe dichtbij de stad Cairo is.

We rijden weer terug naar de derde piramide (de kleinste) van Gizeh. Daar koopt Rania een toegangskaartje voor ons. Eigenlijk mogen we geen foto’s maken, maar volgens Rania is het net hoe de pet staat. Nou, deze keer staat de pet goed. We mogen foto’s maken.

Binnen in de piramide krijgen we van een bewaker nog een privé-rondleiding. Hij maakt ook foto’s van ons allemaal. Wél een fooitje toe natuurlijk.Rania staat ons buiten op te wachten en hetregent iets. Dát verwachten we eigenlijk niet in Egypte.

We rijden door naar beneden, waar we de Sfinx bezichtigen. Het was een rotsblok dat over was van het bouwen van de piramides. We moeten daar op een gegeven moment met onze ruggen naar de wind gaan staan, want we zien het zand naar ons toe komen. Heel bijzonder, dat kennen wij niet.

Na de Sfinx terug naar het hotel. Onderweg kwamen we nog een jonge arabier tegen.

Inmiddels is het vier uur en gaan we wat drinken bij Gert en Wil. Zij hebben kamer en suite, dus een slaapkamer, kamer met eethoek en bankstel, keukentje en balkon, vanwaar ze een prachtig uitzicht over de piramides van Gizeh hebben.

Om half acht gaan we eten. Het buffetrestaurant is vol en we worden doorgestuurd naar het restaurant á la carte. We laten ons heerlijk verrassen en dat blijkt een goede keus. Rustig genieten we van hetgeen ons wordt voorgezet. Frans laat nog even zijn schoenen poetsen en dan gaan we op tijd naar bed.

Woensdag 26 februari 2003.

Deze morgen kunnen we later opstaan. Om tien uur komt Rania ons ophalen en gaan we midden door Cairo om naar het Egyptisch museum te gaan. Het gekke is dat hier bijna geen verkeersregels gelden. Men haalt elkaar links en rechts in en toetert en men verblikt of verbloost niet als men bijna van de sokken gereden wordt.

In het Egyptisch museum laat Rania ons belangrijke dingen uit de Oude Koningstijd en de Middentijd zien. De schrijver van de koning met edelstenen als ogen is prachtig om te zien.

De diverse beelden van Toetanchamon vallen op door hun rijkelijke bedekking met goud.

De sarcofaag en alles wat in de graftombe van Toetanchamon is gevonden, daar alleen al kun je een museum mee vullen. Daarna gaan we nog de mummiekamer in. Daar mogen we geen foto’s maken en ook niet filmen. Heel bijzonder om te zien. Ook de kinderen vinden het heel interessant.We mogen om kwart voor een nog een kwartier zelf rond kijken, maar we weten niet zo gauw waar we moeten beginnen, dus besluiten we maar om te gaan eten.

Dan is er weer een verrassing. Rania heeft iets geregeld op een boot in de Nijl. Mooie plek om te eten.

We krijgen daar een Sms-je van Ingrid, dat Levi naar de kinderarts moet voor een poliepje in de darmen. Bah, wat nu weer. Na het eten gaan we naar de Citadel en Mohammed Ali moskee, waar we op onze platte gat de geschiedenis van de Islam te horen krijgen en daarna van de moskee.

Buiten ligt er aan onze voeten een mooi panorama van Cairo en uitzicht op de piramides van Gizeh en Djoser (Sakkara), maar ook zien we de krottenwijken in deze grote stad.

Rania nodigt ons ook nog uit om mee te gaan naar haar flat. Ze vindt het leuk om ons de woning van een Egyptenaar te laten zien. Ze woont in een onooglijke flat met vuilnis rondom, maar binnen (10 hoog, zonder lift, want die was nét kapot) doet het weinig onder voor een Europese woonkamer.

Je moet niet in alle hoekjes kijken, maar met zoveel zand rondom valt het niet mee om alles brandschoon te houden. We krijgen koffie, thee en de kinderen cola en later nog een frisdrankje. Ook vraagt ze of we de trouwfilm willen zien van twee jaar geleden. Dat willen we wel. Haar man is ook thuis en om half zeven brengen zij met twee auto’s ons weer naar het hotel, waar we ze hartelijk bedanken voor de geweldige rondleiding en gastvrijheid. In het hotel nemen we eerst een heerlijke douche en om negen uur gaan we eten.

Donderdag 27 februari 2003.

Ons hotel in Cairo. Om kwart over vijf worden we gewekt en om tien over zes gaan we aan de ontbijttafel. Om tien voor half zeven komt Hassan van Azur reizen ons ophalen met een minibus, om ons naar de verzamelplaats, midden in Cairo te brengen, waar de Super-jet van Cairo naar Hurgada vertrekt. Om half acht vertrekt de bus, die maar voor de helft is gevuld.

Om kwart voor acht stappen nog een paar mensen in en we wachten nog tot kwart over acht en vertrekken dan naar Hurgada, waar we om één uur aankomen. Onderweg stoppen we nog ergens tien minuten voor een sigaretje. Toilet aan boord, maar niet handig en niet schoon. Ingrid belt dat het met Levi meevalt. Het komt vaker voor, afwachten, maar gaat meestal vanzelf over. Gelukkig. Op het eindpunt worden we weer netjes opgehaald door Azur reizen. Dezelfde mensen die ons bij het vliegveld opgehaald hebben en naar het eerste hotel gebracht hebben komen ons weer ophalen bij de bus. Wij gaan ervan uit dat ze ons rechtstreeks naar het vliegveld brengen en dat we daar tot half acht moeten wachten tot het vliegtuig vertrekt. Maar ze brengen ons naar het Safir hotel, hetzelfde waar we de eerste nacht hebben geslapen.

Daar brengen we de middag heerlijk door aan het strand. We eten daar en genieten nog even lekker van de zon en een drankje. De kinderen (Jorrit en Miranda) doen op de zonnestoelen nog een tukje en Vincent rommelt nog wat bij het water. De broers doen nog een tukje en de schoonzussen genieten lekker van het zonnetje. Om vijf uur worden we opgehaald en naar het vliegveld gebracht.

De service van Azur reizen is geweldig.

We hebben nog een goede terugreis en komen om tien over half twaalf aan op Schiphol, waar we op de nieuwe Polderbaan landen. Daarvandaan moet het vliegtuig nog tien minuten taxiën naar de slurf. Ingrid en Kees staan ons op te wachten en na een kopje koffie in de hal van Schiphol nemen we afscheid en duiken we thuis, voldaan na een prachtige reis, weer in ons eigen vertrouwde bed.

Ω Ω Ω Ω Ω